Werkgevers zijn alsnog akkoord gegaan met de uitvoering van een derde WW-jaar. Hiermee komen zij de afspraak na om de versobering van de WW terug te draaien bij economisch herstel. Niet de werkgevers, maar werknemers gaan hiervoor de premie betalen.
WW-versobering
Sinds 1 januari 2016 wordt de maximale periode dat iemand een WW-uitkering kan ontvangen stapsgewijs teruggebracht van 38 maanden naar 24 maanden in 2019. Ook de opbouw van WW-rechten is versoberd: in de eerste tien jaar wordt per gewerkt jaar één maand recht op WW opgebouwd en daarna per gewerkt jaar een halve maand. Voorheen bouwde men, ongeacht het aantal jaren, per gewerkt jaar één maand WW-recht op.
Akkoord
Volgens afspraak zou deze WW-versobering worden teruggedraaid als het economisch weer beter gaat. Die fase is nu aangebroken. Na enige commotie zijn werkgevers afgelopen maandagavond 8 mei 2017 akkoord gegaan met de uitvoering van een derde WW-jaar. De versobering wordt dus teruggeschroefd. Dat betekent dat werknemers straks ook na de eerste tien jaar weer één maand WW-recht opbouwen per gewerkt jaar en dat de maximale uitkeringsduur teruggaat van twee jaar (24 maanden) naar drie jaar.
Werknemerspremie
De premie voor het derde WW-jaar komt niet voor rekening van u als werkgever. Uw werknemers gaan hiervoor de premie betalen. Deze zal maximaal 0,75% van het loon gaan bedragen. Die premie gaat wel ten koste van het brutoloon en zal dus effect hebben op het nettoloon van uw werknemer.